Kanker en chemotherapie hebben geen ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van de hersenen van het kind. Dat hebben onderzoekers van het UZ Leuven geconcludeerd na een grootschalig vervolgonderzoek. Een aantal minieme verschillen met kinderen van wie de moeder geen kanker gehad heeft tijdens de zwangerschap, zijn volgens de onderzoekers eerder te wijten aan psychologische factoren.
Een grootschalig onderzoek aan het UZ Leuven heeft in kaart gebracht hoe de hersenen van kinderen zich hebben ontwikkeld na een zwangerschap met kanker. Aan de hand van MRI-beelden werden de hersenen van kinderen van wie de moeder kanker had, vergeleken met de hersenen van kinderen na een zwangerschap zonder complicaties.
Wat blijkt? Noch kanker, noch chemotherapie hebben een invloed op de algemene werking van de hersenen. "Eén bepaalde soort chemotherapie, platinumgebaseerde therapie, bleek wel een potentiële risicofactor te zijn", legt doctoraatsonderzoeker Jeroen Blommaert uit. "Maar chemotherapie in het algemeen blijkt geen significante impact te hebben op de hersenontwikkeling van het kind."
De minieme verschillen tussen de twee groepen zijn volgens de onderzoekers eerder te verklaren door psychologische factoren, dan door de kanker of de behandeling zelf. "De angst en onzekerheid waarmee kanker gepaard gaat, zorgen soms voor een verminderde binding tussen moeder en kind. Dat zou bijvoorbeeld verklaren waarom de kinderen uit de studie op zesjarige leeftijd een iets lager verbaal IQ hadden", zegt professor Frédéric Amant, gynaecoloog-oncoloog in UZ Leuven.
Specifiek voor platinumgebaseerde therapie stelt Amant voor om moeder en kind nog beter op te volgen. "Die platinumgebaseerde therapie volledig aan de kant schuiven, kan niet. Voor sommige soorten kanker is het nu eenmaal de beste optie. Opvolging is dus aangewezen. Het blijft bovendien erg belangrijk om moeders en kinderen ook na de bevalling psychosociaal beter te omkaderen", besluit Amant.