“Rechtvaardigheid geschied na ruim 20 jaar” (Johan Van Wiemeersch)

Uiteraard zijn de gynaecologen uitermate tevreden dat na meer dan 20 jaar onderhandelingen en roep om rechtvaardigheid uiteindelijk het Koninklijk Besluit werd getekend voor de invoering van het urgentietarief voor vaginale bevallingen, aldus Johan Van Wiemeersch. Maar er wachten al nieuwe uitdagingen die aangepakt worden op de studiedag van 5 mei.

“De vaginale bevalling was de enige medische act - maar ook tevens de meest frequent uitgevoerde medische act - die om onbegrijpelijke redenen niet in aanmerking kon komen voor een bijkomend honorarium wanneer die plaatsvond in het weekend of tijdens de nacht.

Steeds opnieuw hebben we met de opeenvolgende besturen van de gynaecologenverenigingen en met de steun van het syndicaat Bvas hierover onderhandeld en na al die jaren is het spreekwoord ‘de aanhouder wint’ realiteit geworden.

Dreigende sluiting kleinere materniteiten

Ondanks deze mijlpaal is de gynaecologie als specialiteit aanbeland in een periode van reflectie, bezinning en heroriëntatie voor de toekomst. Daarom organiseren we op 5 mei ek een zeer belangrijk symposium met als titel ‘Back to the future’ waarbij we zullen proberen het licht te laten schijnen over de nabije toekomst voor ons specialisme. De macroproblemen waar de gezondheidszorg momenteel druk doende mee is - en daarmee verwijs ik naar de hernieuwing van het ziekenhuislandschap met de creatie van de netwerken, de financiering van de laag variabele zorg en de invoering van de grondige herziening van het KB 78 - hebben uiteraard ook impact op de gynaecologie-verloskunde. Wat de netwerkvorming betreft waarbij concentratie van zorg en afbouw van bedden centraal staan, hebben de gynaecologen vooral oog voor de dreigende sluiting van kleine materniteiten. Er zijn in België 111 materniteiten en wanneer de minimumnorm qua aantal jaarlijkse bevallingen op 400 ligt, dienen er 8 materniteiten te sluiten. Wanneer de norm opgetrokken wordt naar minimum 700 bevallingen per jaar gaan er 41 dicht.

Uiteraard is het niet aan de gynaecologenvereniging om de overheid te adviseren wat er moet gebeuren met het dossier van de kleine materniteiten. De VVOG heeft enkel geantwoord op het Zorgstrategisch Plan Vlaanderen waarbij een aantal belangrijke krachtlijnen werden geformuleerd:

  • een absoluut njet voor de thuisbevalling,
  • zorgkwaliteit zorg primeert,
  • geen twee types materniteiten (uiteraard met uitzondering van MIC centra),
  • geen invulling van bedden met andere pathologieën,
  • de centrale rol voor de gynaecoloog in het verloskundig gebeuren
  • steun voor instroombeperking van vroedvrouwen.

Dat de zorgkwaliteit primeert, is voor ons een absolute vereiste.

 Laagvariabele zorg

Wat de financiering van laagvariabele zorg betreft, zijn de gynaecologen een belangrijke doelgroep aangezien vijf zeer courante ingrepen op de lijst staan van de prestaties die in aanmerking komen voor de forfaitaire vergoeding:

  • de normale vaginale partus,
  • de keizersnede,
  • de extra uteriene graviditeit,
  • de adnexoperaties
  • de myomectomie.

Vroedvrouwen

De grondige herziening van het KB 78 met de invoering van de geïntegreerde gezondheidszorg, die berust op drie pijlers met name de bekwaamheid van de zorgverlener, de multidisciplinaire zorg en de centrale positie van de patiënt, heeft ook hier voor de gynaecologie in het bijzonder belangrijke consequenties: onze relatie met de vroedvrouwen. De gynaecologen herhalen steeds opnieuw dat de ziekenhuisvroedvrouwen de preferentiële partners zijn van de gynaecologen in de uitoefening van hun beroep. Talrijke initiatieven werden in de voorbije jaren genomen zowel tijdens de prenatale opvolging als tijdens de postpartum zorg (cfr. de verkorte ligdagduur op de materniteit) om de vroedvrouwen nog beter te integreren in de verloskundige zorg. De gynaecologen zullen met zeer veel belangstelling meewerken aan twee KCE studies die momenteel lopen, het project 2015 over prenatal care en de tweede studie, de zogenoemde horizon scanning midwives.

De gynaecologen wensen zich positief en constructief op te stellen bij de besprekingen over de organisatie van de pre- en perinatale zorg in een dialoog met de vroedvrouwen, eveneens met de groep zelfstandige vroedvrouwen. Zij zijn er zich van bewust dat er met het bijna 11.000 aantal vroedvrouwen een probleem stelt van tewerkstelling en het is logisch dat de verloskundige zorgkoek dient verdeeld te worden over de twee belangrijke spelers op het terrein met name vroedvrouw en gynaecoloog. De huisarts heeft in de loop van de jaren zijn/haar plaats aan de bevallingstafel afgestaan.

Nochtans blijven de gynaecologen met een belangrijke vraag: rekening houdend met zowel de huidige patiëntentevredenheid, de historisch lage perinatale sterftecijfers van 0.56% en het aanvaardbare kostenplaatje van de huidige aangeboden verloskundige zorg, welk is de motivatie van de overheid om het huidig samenwerkingsmodel gynaecoloog-huisarts-vroedvrouw te willen veranderen en aanpassen ten voordele van de vroedvrouw? Dit is de hamvraag voor de hele discussie.

Studiedag: schoentje wringt bij stageplaatsen

Naast de belangrijke gevolgen van de drie hoger genoemde hot items is er voor de toekomst van ons specialisme nog een ander aspect dat meer specifiek aan bod zal komen op de studiedag van 5 mei te Gent.

Nog steeds schrijven kandidaat-specialisten die kiezen voor een opleiding gynaecologie verloskunde, dat ze gynaecoloog willen worden omwille van de grote diversiteit en de multipele actieterreinen. Deze brede waaier van verloskunde, heelkunde, vruchtbaarheid, borstpathologie, contraceptie, menopauze, echografie vormt voor de jonge collega een attractief toekomstbeeld.

De werkelijkheid presenteert een heel ander plaatje. Er wordt aan alle kanten geknipt aan dit veelzijdige multitasking model zowel door subspecialisten, huisartsen, andere specialisten, vroedvrouwen en niet in het minst door de overheid zelf die zoals hoger vermeld het zorglandschap grondig hertekent. De verloskunde richting vroedvrouw, de preventie en eerstelijnszorg richting huisarts, de borstpathologie naar de erkende borstcentra, de oncologie met een volledige centralisatie, de reproductieve geneeskunde naar de fertiliteitsklinieken en ook de patiënt zelf wordt via de media geïnformeerd dat een uitstrijkje eigenlijk zelf kan afgenomen worden of dat het jaarlijks onderzoek en de regelmatige controles misschien dan toch niet het gewenste resultaat hebben.

Dubbele cohorte klopt ongeduldig aan de deur

Uiteraard verbetert de zorgkwaliteit door de subspecialisatie en worden kostenbeheersing en gezondheidseconomie aangegrepen om eerste lijn en vroedvrouwen te promoten. We moeten eveneens erkennen dat vandaag algemene gynaecologen nog steeds bijna driekwart routine onderzoeken en consultaties uitvoeren. Maar hier wringt het schoentje. Er worden steeds nog meer stageplaatsen gecreëerd omdat de dubbele cohorte ongeduldig aan de deur klopt. En dat op een moment dat het steeds moeilijker wordt voor de huidige ASO’ers om in de bestaande opleidingscentra de minimale criteria te halen vereist voor erkenning.

Ik spreek nu niet als ondervoorzitter van de VVOG maar vooral als voorzitter van de erkenningscommissie waarbij ik het mijn morele plicht vind om er over te waken dat alle gynaecologen in opleiding op het einde hiervan gedegen werk kunnen vinden. De vrees voor plethora is reëel zowel in universitaire als niet universitaire middens. Het vak is soms meer gediend met het creëren van schaarste dan met een teveel. Er zijn momenteel 1.649 gynaecologen en 320 assistenten in opleiding en er wordt nog steeds koortsachtig gezocht naar bijkomende opleidingsplaatsen. Daarnaast heeft de Federale Planningscommissie per discipline quota voorgesteld die de gemeenschap al dan niet kunnen volgen en voor de gynaecologie-verloskunde is het voorgestelde quotum 19 in Vlaanderen en 15 in Franstalige België. Dit zou betekenen dat jaarlijks slechts 34 collega’s toegelaten zullen worden om een opleiding te starten. Dit zou een drastische vermindering van de instroom betekenen.

Op diezelfde studiedag zullen de assistenten en de jonge collegae resultaten van een enquête voorstellen, “de ASO gynaecologie: destination unknown” waarin antwoorden op belangrijke vragen zullen worden meegedeeld zoals:

  • stevenen we af op een plethora aan gynaecologen?
  • brengt de toenemende deeltijdse tewerkstelling soelaas?
  • hoe ziet u de invulling van het vak in de toekomst?

Naast de euforie rond de invoering van het urgentietarief is het goed om met de discipline de beide voeten op de grond te houden en alle verantwoordelijken voor onze specialiteit aan te zetten tot bezinning. Voorts ook om te proberen om uit diverse invalshoeken de toekomst van ons specialisme in een juiste context te plaatsen en zo nodig bij te sturen en de nodige maatregelen te treffen.  

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.